Dr. Dolittle is eindelijk weer thuis (21/21)

Noordenwinden waren gekomen en weer gegaan. De regenbuien van april waren voorbij. De knoppen van mei waren in bloei gekomen en de junizon scheen aangenaam toen dr. Dolittle eindelijk weer in zijn eigen land terugkwam.

Hij ging nog niet meteen naar de Stad-bij-de-Poel. Eerst trok hij in een zigeunerwagen door het land met het Pushing Pullyudier en stopte bij alle circussen. Ze hingen daar een groot bord op met de tekst: “Kom en zie het wonderbaarlijke tweekoppige dier uit Afrika. Toegangsbewijs: zestig cent.”

De dieren bleven binnen totdat de dokter de zestig cent had ontvangen en de mensen glimlachend binnenliet. Dab-Dab mopperde erg op de dokter omdat hij de kinderen stiekem voor niets binnenliet. De circusmannen vroegen de dokter het vreemde wezen aan hen te verkopen, ze zouden er veel geld voor betalen. Maar de dokter schudde altijd zijn hoofd en zei: “Nee. Het Pushing Pullyudier zal nooit in een kooi worden opgesloten. Hij zal altijd vrij zijn om te komen en te gaan, net als jij en ik.”

Ze maakten veel avonturen mee tijdens dit zwervende leven maar de dokter en de dieren vonden dat heel gewoon na alles wat ze in verre landen hadden gezien en gedaan. Eerst was het leuk om deel uit te maken van een circus maar na een paar weken werden ze er vreselijk moe van en verlangden ernaar om naar huis te gaan. Maar er kwamen heel veel mensen naar de wagen en ze betaalden allemaal zestig cent toegang, dus hielden de dokter en zijn dieren het nog een tijdje vol.


En op een mooie dag, toen de stokrozen in volle bloei stonden, gaf de dokter het zigeunerbestaan op en kwam hij als een rijk man terug naar de Stad-bij-de-Poel, om in het kleine huis met de grote tuin te gaan wonen.

Het oude kreupele paard in de stal was blij hem te zien. Ook de zwaluwen, die inmiddels nesten met jongen hadden, waren blij dat ze terug waren. En Dab-Dab was ook blij om terug te gaan naar het huis dat ze zo goed kende hoewel er wel flink schoongemaakt moest worden. Overal hingen spinnenwebben. En nadat Jip  zijn gouden halsband had laten zien aan de verwaande collie die verderop woonde, kwam hij terug en begon als een gek door de tuin te rennen, op zoek naar botten die hij lang geleden had begraven. Gub-Gub begon te graven naar een mierikswortel die wel een meter hoog was. 

De dokter ging naar de zeeman die hem de boot had geleend, en hij kocht twee nieuwe schepen voor hem en een rubberen pop voor zijn baby.

Verder betaalde hij de rekening bij de kruidenier voor het voedsel dat hij had geleend voor de reis naar Afrika. Hij kocht ook een andere piano en liet daar de witte muizen in wonen omdat ze de bureaulade te tochtig vonden. Zelfs toen de dokter de oude spaarpot had gevuld, had hij nog geld voor wel drie andere grote spaarpotten.

“Geld”, zei hij, “is verschrikkelijk vervelend. Maar het is wel fijn als je je er geen zorgen om hoeft te maken.”

“Ja, dat is waar” zei Dab-Dab, die muffins aan het roosteren was voor bij de thee.

Toen het winter werd en de sneeuw tegen het keukenraam vloog, zaten de dokter en zijn dieren, na het avondeten, rond een groot warm vuur. De dokter las hen dan voor uit zijn boeken.

Ver weg in Afrika, zeiden de apen, die in de palmbomen zaten, tegen elkaar: “Ik vraag me af wat de goede man nu doet, daar in dat verre land. Denk je dat hij ooit terug zal komen?”

En Polynesië riep vanuit de wijnstokken: “Ik denk dat hij dat zal doen en ik hoop dat hij dat zal doen!”

En dan bromde de krokodil tegen hen vanuit de zwarte modder van de rivier: “Ik weet zeker dat hij terugkomt maar nu moeten jullie gaan slapen.”


Downloads