Pushing Pullyu-dieren zijn nu uitgestorven. Uitgestorven betekent dat ze er niet meer zijn. Maar lang geleden, toen dokter Dolittle nog leefde, waren er nog een paar in de diepste oerwouden van Afrika. Zelfs toen waren ze zeer, zeer schaars. Ze hadden geen staart, maar aan elk uiteinde een kop en aan elke kop scherpe hoorns. Ze waren erg schuw en verschrikkelijk moeilijk te vangen.
Sterke mannen vingen meestal dieren door achter hen aan te sluipen als ze niet keken. Maar je kon dit niet doen met het Pushing Pullyu-dier want van welke kant je hem ook benaderde, hij zag je altijd. En bovendien sliep altijd maar de helft van hem. Het andere hoofd was altijd wakker en keek toe. Dit was de reden waarom ze nooit werden gevangen en nooit in dierentuinen werden gezien.
Hoewel veel grote jagers en slimme dierenverzorgers jaren van hun leven, in alle weersomstandigheden, de jungle hebben doorzocht naar Pushing Pullyu-dieren is er nooit één gevangen. Zelfs toen, jaren geleden, was hij het enige dier ter wereld met twee koppen. Dus de Apen gingen op jacht in het bos, naar het dier. En nadat ze een flink aantal mijlen hadden afgelegd, vond één van hen eigenaardige voetafdrukken aan de rand van een rivier; en ze wisten dat een Pushing Pullyu-dier heel dichtbij die plek moest zijn. Toen gingen ze een eindje langs de oever van de rivier en zagen een plek waar het gras hoog en dik was; en ze vermoedden dat hij daar was.
Dus sloegen ze allemaal de handen ineen en maakten een grote cirkel om het hoge gras. Het Pushing Pullyu-dier hoorde hen aankomen en hij deed zijn best om door de kring van Apen te breken. Maar hij kon het niet. Toen hij zag dat het geen zin had om te proberen te ontsnappen, ging hij zitten en wachtte om te zien wat ze wilden. Ze vroegen hem of hij met dokter Dolittle mee wilde gaan om vervolgens tentoongesteld te worden in het land van de mensen. Maar hij schudde hard zijn beide hoofden en zei: “Zeker niet!”
Ze legden hem uit dat hij niet zou worden opgesloten in een kooi, maar alleen zou worden bekeken. Ze vertelden hem dat de dokter een hele aardige man was, maar geen geld had. De mensen zouden veel betalen om een tweekoppig dier te zien en de dokter zou rijk worden en kon dan betalen voor de boot die hij had geleend om naar Afrika te komen. Maar hij antwoordde: “Nee. Je weet hoe verlegen ik ben – ik vind het vreselijk om aangestaard te worden.” En hij begon bijna te huilen.
Daarna probeerden ze hem nog drie dagen lang te overtuigen. En aan het einde van de derde dag zei hij dat hij eerst met hen mee zou gaan om te zien wat voor soort man de dokter was. Dus reisden de Apen terug met het Pushing Pullyu-dier. En toen ze bij het grashuisje van de dokter kwamen, klopten ze op de deur. De Eend, die de koffer aan het inpakken was, zei: “Kom binnen!” En Chee-Chee nam, heel trots, het dier mee naar binnen en liet het aan de dokter zien.
“Wat in de wereld is dit?” vroeg John Dolittle, starend naar het vreemde wezen.
“Heer, red ons!” riep de eend. “Hoe komt dit ooit tot een besluit?”
“Het ziet er niet uit alsof hij ooit een besluit kan nemen”, zei Jip, de hond.
“Dit, dokter,” zei Chee-Chee, “is het Pushing Pullyu-dier, het zeldzaamste dier van de Afrikaanse jungle, het enige tweekoppige beest ter wereld! Neem hem mee naar huis. Uw fortuin is verdiend. U kunt veel geld vragen aan de mensen die hem willen zien.
“Maar ik wil geen geld”, zei de dokter.
“Jawel, dat wil je wel,” zei Dab-Dab, de Eend. “Weet je niet meer hoe we alles bij elkaar moesten schrapen om de rekening van de slager in de Stad-bij-de-Poel te betalen? En hoe ga je de matroos een nieuwe boot geven als we geen geld hebben om een boot te kopen?’
“‘Heer, red ons!’ riep de eend. ‘Hoe komt dit ooit tot een besluit?”
“Ik was van plan een boot voor hem te maken”, zei de dokter.
“O, wees toch verstandig!” riep Dab-Dab. “Waar zou je al het hout en de spijkers vandaan halen om een boot te maken? En bovendien, waar moeten we van leven? We zullen armer zijn dan ooit als we terug zijn. Chee-Chee heeft volkomen gelijk: neem dit grappig uitziende ding mee en verdien er geld mee!”
“Nou, misschien zit er iets in, in wat je zegt”, mompelde de dokter. “Het zou zeker een leuk nieuw soort huisdier zijn. Maar wil de eh-hoe-hoe-noem je-het ook alweer, echt naar het buitenland?’
“Ja, ik ga mee”, zei het Pushing Pullyu-dier die meteen aan het gezicht van de dokter zag dat de man te vertrouwen was. “Je bent zo aardig geweest voor de dieren hier en de apen vertelden me dat ik de enige ben die dit kan doen. Maar je moet me beloven dat als ik het niet leuk vind in het land van de mensen, je me terug zult sturen.”
“Wel, zeker – natuurlijk, natuurlijk,” zei de dokter. “Neem me niet kwalijk, u bent toch zeker familie van de Herten, nietwaar?”
“Ja”, zei het Pushing Pullyu-dier, “ik ben familie van de Abessijnse Gazellen en de Aziatische Gemzen van mijn moeders kant. Van mijn vaders kant was mijn vaders overgrootvader de laatste van de Eenhoorns.”
“Dat is interessant” mompelde de dokter; en hij haalde een boek uit de koffer die Dab-Dab inpakte en begon de pagina’s om te slaan. “Laten we eens kijken of de natuuronderzoeker Buffon iets hierover zegt…”
“Het valt me op”, zei de Eend, “dat je maar met één van je monden praat. Kan het andere hoofd niet ook praten?”
“O ja”, zei het Pushing Pullyu-dier. “Maar ik gebruik de andere mond meestal om te eten. Op die manier kan ik praten terwijl ik eet, zonder onbeleefd te zijn. Onze mensen zijn altijd erg beleefd geweest.”
Toen het inpakken gedaan was en alles klaar was om te vertrekken, gaven de Apen een groot feest voor de dokter. Alle dieren van de jungle kwamen feestvieren. En ze hadden ananas en mango’s en honing en allerlei andere lekkere dingen om te eten en te drinken.
Toen ze allemaal klaar waren met eten, stond de dokter op en zei: “Mijn vrienden: ik ben niet goed in het spreken van lange woorden na het eten, zoals sommige mannen wel kunnen en ik heb net veel fruit en veel honing gegeten. Maar ik wil jullie wel zeggen dat ik het erg jammer vind om dit prachtige land te verlaten. Maar ik heb dingen te doen in mijn eigen land dus ik moet gaan. Als ik weg ben, denk er dan aan om nooit vliegen op je eten te laten zitten voordat je het opeet en slaap niet op de grond als het gaat regenen. Ik— eh-eh-ik hoop verder dat jullie allemaal nog lang en gelukkig zullen leven.”
Toen de dokter stopte met spreken en ging zitten, klapten alle Apen lang in hun handen en zeiden tegen elkaar: “Laat er onder onze mensen altijd een herinnering blijven dat de dokter bij ons zat en at, hier onder de bomen. De dokter is de grootste der mensen!”
En de Grote Gorilla die in zijn harige armen de kracht had van zeven paarden, rolde een grote steen naar het hoofd van de tafel en zei: “Deze steen zal voor altijd de plek markeren waar de dokter was.”
En zelfs tot op de dag van vandaag, in het hart van de jungle, is die steen er nog steeds. En Apenmoeders, die met hun families door het bos trekken, wijzen er nog steeds vanaf de takken naar beneden en fluisteren tegen hun kinderen: “Sst! Daar is het – kijk – daar zat de goede dokter uit het land der mensen met ons te eten, in het Jaar van de Grote Ziekte!”
Toen het feest voorbij was, gingen de dokter en zijn dieren terug naar de kust. En alle Apen gingen met hem mee tot aan de rand van hun land om de dokter, bepakt en bezakt met tassen, uit te zwaaien.