Deel 4: Bob en Betty’s zomer met Kapitein Hawes

Het schip laden

Kapitein Hawes maakte voor de kinderen een kleine speelgoedzeilboot waarmee ze in de baaien langs het strand konden zeilden. Hij liet ze zien hoe ze de zeilen moesten vastmaken en het roer moesten instellen, zodat de boot “overstag zou gaan” en tegen de wind in zou zeilen. Zeilen “op de wind”, noemde hij dat.

Omstreeks die tijd hoorden ze dat het nieuwe schip, nu helemaal opgetuigd en met alle zeilen op zijn plaats, naar de naburige haven was gebracht om haar lading te halen en op weg te gaan voor een lange reis. Omdat de kinderen het schip graag weer wilden zien, nam de Kapitein hen mee op deze kleine reis naar de haven waar ze al het voorbereidende werk konden zien.

Het laden van een schip is altijd een inspannende en haastige aangelegenheid, met veel drukte, geschreeuw, gesleep en duwen en trekken van goederen. De kinderen vonden, onder Patsey’s leiding, een goed uitkijkpunt en keken, gezeten op een paar dozen, weer vol verwondering naar alle bedrijvigheid.

Drukke havenmannen haastten zich om vaten de loopplank op te rollen en tassen naar binnen te dragen waarna ze vervolgens netjes opgeborgen werden op het dek. Balen en dozen werden over de reling gehesen om door de luiken het ruim in te zakken. De stoommotor zoemde, de stuurman riep bevelen, en voor de kinderen leek alles een grote warboel. Maar is feit was het geen warboel en wist iedereen precies wat hij moest doen en vorderde het werk snel.

De grote hoeveelheid goederen die aan boord ging, verbaasde Bob en Betty. Ze hadden nog nooit zoveel dozen, vaten, balen en zakken gezien. En toch was dit nog maar het begin, want de Kapitein vertelde hen dat het zelfs in dit rappe tempo nog vele dagen zou duren om het schip te laden.

Toen het eerste deel van de lading aan boord ging, stak het schip hoog uit het water, maar als alles binnen zou zijn, zou het schip dieper in het water komen te liggen. Precies op het punt waar de groene en zwarte verf op de zijkanten, voorkant en achterkant van het schip samen kwamen. Hier was al over nagedacht voordat ze werd gebouwd, legde Kapitein Hawes uit. De scheepsontwerper wist precies hoe ze in het water moest liggen als ze geladen was. Dat zou geen verrassingen meer opleveren!

Het schip zou op reis gaan naar het Oosten. De Kapitein was daar vaak geweest, ver weg in de Chinese zeeën, waar vreemde vaartuigen op het water waren zoals jonken met hun vreemde, hoge zeilen, en matrozen met vlechten op hun rug. Alles was daar zo anders dan in ons deel van de wereld.

Verbrand op zee

‘s Avonds, terwijl kapitein Hawes zijn pijp zat te roken, vertelde hij de kinderen over verre landen die hij tijdens zijn reizen had bezocht, en stelde dan voor om deze plaatsen op een wereldkaart op te zoeken. Voor Bob en Betty was dit nieuw en ze vonden het heel leuk en interessant. China en Groenland betekenden nu zoveel meer dan alleen maar een paar namen.

Over IJsland en Groenland vertelde hij dat daar in die streken, waar bijna alles met sneeuw en ijs bedekt was, bepaalde dieren leefden die nergens anders te vinden waren, zoals de grote witte ijsbeer en de walrus.

“Nou, wij kennen wel een ijsbeer,” onderbrak Betty de Kapitein. De ijsbeer was een oude bekende voor hen. Ze hadden hem vaak in Central Park gezien.

“Nou, dat is al heel goed,” zei de Kapitein. “Nu weten jullie ook waar hij vandaan komt. Ik ben, tijdens mijn reizen, meer dan eens zijn kant op geweest.

Vaak joegen walvisvaarders in die gebieden juist de walvis weg. Het waren gevaarlijke zeeën om in te werken, aangezien er veel ijsbergen waren en het risico op mist rond de ijsbergen groot was. Dan was het erg gevaarlijk om te varen.”

Maar, vertelde de Kaptein, wat zeelieden het meest vreesden, was vuur op zee. Dit gebeurde zelden, maar als het gebeurde was het altijd erg. Eens werd het schip van de Kapitein ‘s nachts tussen de ijsbergen verbrand. Er zat niets anders op dan naar de roeiboten te gaan en daarmee naar de kust te vluchten, die gelukkig dichtbij was. Ze verloren alles behalve de kleren die ze droegen en een kleine hoeveelheid proviand. En daar, terwijl ze toekeken, ging het schip op in een hoge vlammenzee en dat was het laatste wat ze van het schip zagen. De Kapitein zei dat ze zich daar toen behoorlijk koud en eenzaam voelden, ver weg van de rest van de wereld, met geen andere manier om weg te komen dan in de kleine roeiboten.

Gelukkig wisten ze toen al snel een Eskimo-dorp te bereiken. De Eskimo’s zijn de inboorlingen die daar altijd zijn blijven wonen. Het zijn kleine mensen, allemaal gekleed in zware, warme pelzen, die sneeuwhuizen bouwen, waarin ze, zelfs bij het koudste weer, lekker warm blijven. Ze leven van jagen en vissen. Ze werpen speren in zeehonden vanuit hun kano’s en vissen door gaten in het ijs. Dit zijn de mensen over wie je de ontdekkingsreizigers hoort vertellen als ze op expeditie gaan naar de Noordpool. Kapitein Hawes vertelde dat er gelukkig vaak walvisjagers in deze streken rondtrokken, dus werden de Kapitein en zijn maten al vrij snel opgepikt door een passerend schip en naar huis gebracht.

Het schip vaart weg

De zomer ging nu snel voorbij en de zomervakantie van de kinderen zou ook al snel ten einde lopen. Voordat ze naar huis moesten vertrekken was de Sachem – dat was de naam van het nieuwe schip – klaar om de zee op te gaan. De kinderen hadden haar “boegbeeld” uitgebreid bewonderd. Het beeld was een, uit hout gesneden, prachtig Indiaans opperhoofd, verguld en in felle kleuren geschilderd. Het schip had haar hele lading binnen, de luiken waren gesloten en alles was ingepakt en vastgezet en klaar voor de lange reis.

Het schip zou op weg gaan naar het Verre Oosten, vertelde de Kapitein. Eerst zou ze enkele Zuid-Amerikaanse havens aandoen, dan de oceaan oversteken naar Afrika, vervolgens stoppen in Kaapstad en andere minder belangrijke havens, dan rond de Kaap zeilen en via de Indische Oceaan op naar India gaan. Daarna zou ze nog doorvaren naar China en Japan.

Met de goederen die aan boord waren, zou handel worden gedreven in de verschillende havens. Handel drijven betekent de goederen ofwel verkopen of ruilen voor de dingen die in verre landen worden gemaakt of gekweekt. Die dingen zouden ze dan weer mee naar huis nemen om op onze markten te verkopen. Dit was de manier, legde Kapitein Hawes uit, waarop wij veel goede dingen krijgen die we in ons eigen land niet kunnen laten groeien of niet kunnen maken.

De dag dat het schip vertrok, wenste iedereen haar een goede reis. Met alle zeilen gehesen zag het schip er prachtig uit. Een zachte landbries vulde haar zeilen en langzaam en gracieus voer ze weg, op weg naar de open zee. De stoomboten en de sleepboten in de baai floten met hun scheepstoeters een groet naar het schip.

Kapitein Hawes vertelde de kinderen, met een diepe zucht, dat dit waarschijnlijk het laatste vierkant getuigde schip was dat ze deze haven zouden zien verlaten, aangezien het ouderwetse schip met dit soort zeilen nu bijna niet meer gemaakt zou worden. Een nieuw soort schip, met zeilen voor en achter, was praktischer en werd nu steeds vaker gebruikt. Maar zelfs dit soort schepen konden niet op tegen de stoomboten. Tegenwoordig vervoerden stoomboten en vrachtschepen bijna alle goederen.

Ze keken het schip na tot het ver weg was. De zon ging onder en het enige wat ze nog van het schip zagen wat een kleine zwarte vlek aan de horizon.

En nu was het ook voor Bob en Betty tijd om naar huis te gaan, want deze zomervakantie was ten einde. Weer thuis waren ze net op tijd om de oorlogsvloot van het land te zien. Dit was de nieuwste ontwikkeling op het gebied van zeevaart. Het waren grote, massieve stalen schepen, zonder zeilen, aangedreven door stoom. Ze waren enorm indrukwekkend, maar wacht maar tot je Bob en Betty over hun zomer met Kapitein Hawes hoort vertellen, dan zul je alles te weten komen over zeilschepen.


Downloads