Deel 2: Bob en Betty’s zomer met Captain Hawes

De zeilzolder.

‘S Nachts, vooral in de echt donkere nachten, keken de kinderen met niet aflatende belangstelling naar de grote lamp van de vuurtoren op de punt. Kapitein Hawes had het gebruik van vuurtorens uitgelegd, hoe ze ‘s nachts de weg naar schepen wezen, zoals borden op straathoeken of kruispunten, en hij waarschuwde hen ook om weg te blijven van de rotsen.

Op een dag ging hij met de kinderen uit roeien naar de vuurtoren. De lichtwachter nam ze mee in de toren en toonde hun trots de krachtige lamp met zijn ingewikkelde reflectoren, en legde alles uit. Betty bewonderde het heldere, glanzende uiterlijk van de lamp en was verbaasd te horen dat de man zelf voor dit alles zorgde. Ze had gedacht dat alleen een huishoudster kon zorgen voor zo’n glans.


Een andere keer nam Kapitein Hawes de kinderen mee naar Barry’s zeilzolder, waar de zeilen voor het nieuwe schip werden gemaakt. Hij had ze al iets over het zeilen maken verteld, maar hij wist dat ze het beter zouden begrijpen door het in het echt te zien. De zeilzolder bleek, net zoals alles wat met schepen te maken heeft, heel interessant. De brede schone vloer en de mannen op hun lage banken die de naden van het zware canvas naaiden waarbij ze stevige leren “handpalmen” gebruikten in plaats van vingerhoeden, maakten grote indruk op de jongen en het meisje. En ze gebruikten nog meer bijzondere gereedschappen en vreemde attributen.

Aan de muur in een hoek van de zolder was een gevarieerde verzameling van schoothoeken en ringen te zien, die ook de nieuwsgierigheid van de kinderen wekte. Deze moesten, zo werd uitgelegd, in de hoeken van de zeilen worden genaaid om de touwen voor het optuigen vast te houden. Hier en daar lagen compacte, zware rollen canvas, waar zeilen van waren gemaakt, klaar om te worden weggevoerd en opgetuigd te worden aan de hoge masten en brede werven van het schip. Dit waren de zeilen die er later zo licht en sierlijk uit zouden zien als ze het schip mee voerden op de wind.

De zomerdagen gingen snel voorbij voor de kinderen, en Kapitein Hawes stond erop dat ze zich moesten haasten om te leren zwemmen. Samen met de hulp van Patsey oefenden ze dagelijks. Na het eerste voorzichtig waden en spetteren genoten ze er enorm van, en voordat de zomer echt voorbij was hadden ze geleerd het hoofd boven water te houden. Ze konden nog niet ver zwemmen, maar dat zou met de tijd komen als ze meer kracht hadden opgebouwd. Ze hadden in ieder geval een begin gemaakt, en waren terecht heel trots op hun prestatie.

De boomstam

De twee kinderen leerden, onder leiding van de Kapitein, ook roeien, hoewel de riemen van het bootje nogal zwaar voor hen waren en soms, vervelend genoeg, in het water bleven haken. De Kapitein noemde dit “een krab vangen”. Maar desondanks was het allemaal erg leuk!

Vaak nam Kapitein Hawes ze mee in zijn zeilboot, de Mary Ann. Hij zeilde dicht langs een boomstam die bij de scheepswerf hoorde, en liet hen zien waar het hout vandaan kwam, voor de bouw van het schip. Hij legde uit hoe het diep in de achterste bossen was gekapt en over de rivieren naar de zee was vervoerd op een vlot. Het grote vlot werd nu op zijn plaats gehouden door een frame van boomstammen, aan elkaar vastgemaakt met kettingen. Hier zagen de kinderen de mannen de speciale boomstammen uitkiezen die ze nodig hadden. Ze moesten verschillende trucs moesten uithalen zoals peddelen en balanceren met boothaken, om de boomstammen de goede kant op te krijgen. Sommigen zouden zelfs op een boomstam naar de scheepswerf peddelen, balancerend als een koorddanser. Maar af en toe gebeurden er ongelukken en kregen ze meer dan natte voeten. Dit tot grote vreugde van hun kameraden.

Toen de boomstammen de scheepswerf bereikten, werden ze tot planken gezaagd met de zweepzagen en de machinezagen en daarna in vorm gesneden, zoals ze al hadden gezien, met bijlen. Tot slot werden ze helemaal passend gemaakt voor hun plaats op het schip.

Je begrijpt natuurlijk wel dat de kinderen deze constructie met houten planken ook moesten uitproberen! Dus ze bouwden een vlot voor zichzelf, van losse planken die langs het strand lagen. Terwijl Betty de passagier was, spande Bob zich krachtig in om het vlot rond te laten varen in het ondiepe water. Patsey Quinn, ambitieuzer en gewend om regelmatig nat te worden, deed stoutmoedig de houthakkers na in hun evenwichtskunsten. Dit ging niet helemaal zonder kleerscheuren maar dat baarde hem maar weinig zorgen. In het water zijn was voor hem ongeveer hetzelfde als eruit zijn.

Het waren drukke, gelukkige dagen voor de kinderen. Er was altijd genoeg te zien of te doen. Patsey was nieuwsgierig naar de dingen van de stad, maar Bob en Betty waren er volkomen zeker van, in ieder geval tot nu toe, dat de kust een veel interessantere plek was dan de stad.

De tewaterlating

De kinderen hoorden altijd verhalen over het vissen op kreeft, want dat was een belangrijke industrie daar. Dus kapitein Hawes nam ze mee in zijn boot om de vissers aan het werk te zien terwijl ze hun vallen binnenhaalden. De visbeddingen waren bezaaid met boeien. Elke visser had zijn eigen boei, met zijn eigen merkteken. Aan elke boei was met een lange lijn een val bevestigd. Beneden op de bodem zouden de kreeften dan achter het aas in de vallen kruipen en er dan niet meer uit kunnen.

Maar Bob en Betty waren teleurgesteld toen ze zagen dat deze kreeften dof groen uit het water kwamen in plaats van prachtige helder rood, want dat ze hadden verwacht. Kapitein Hawes legde uit dat ze rood zouden worden nadat ze gekookt waren.

Vandaag was de dag van de tewaterlating van één van de nieuwe schepen die de kinderen bij hun eerste bezoek al op de scheepswerf hadden zien liggen. Hoogwater was de beste tijd, en het hele dorp liep uit om het evenement te zien. Kapitein Hawes had hen verteld dat ze het schip spoedig in de baai zouden zien drijven. Dit was moeilijk te geloven. Hoe zou het mogelijk zijn om dat grote schip ooit te verplaatsen? “Wacht maar af en je zult het zien”, verzekerde de Kapitein hen.

Op de werf was iedereen enthousiast en opgewonden. Kapitein Hawes zette de kinderen op een hoge houten balk vanwaar ze goed uitzicht hadden.

Het schip, helemaal versierd met vrolijke, wapperende vlaggen, was in haar “wieg” geklemd. De banen waarlangs ze naar beneden moest glijden waren goed ingevet en de bouwer wachtte tot het tij op zijn hoogst was.

Eindelijk was het moment daar. Het signaal werd gegeven. De werklieden gingen druk aan de slag met de banen onder het schip vandaan te halen, de hefwiggen op te zetten en de weinige overgebleven stutten weg te slaan. Daarna moesten ze, met gevaar voor hun leven, snel naar de kant rennen.

Toen kwam het grote schip langzaam “tot leven”, en begon toen te bewegen. Langzaam maar gestaag aan snelheid winnend, begon het schip over de banen te glijden. Snel en sneller, aan vaart winnend, rende ze, alsof ze echt leefde, gracieus glijdend de zee in!

Daarna snelde het schip ver het diepe water in, waarna ze prachtig gelijkmatig bleef drijven. Van een massa planken en balken leek ze nu een groot levend wezen te zijn geworden. De toeschouwers juichten haar toe en zwaaiden met hun hoeden. Het schip nam trots haar plaats in op zee, waar ze de rest van haar leven zou doorbrengen.

Bob en Betty waren zo onder de indruk dat zelfs de spannende zeilrace die ze die middag hadden gezien, niets meer leek voor te stellen in vergelijking met de tewaterlating van het grote schip.


Downloads