De Wilde Zwanen

Hier heel ver vandaan woonde een koning met zijn elf zonen en één dochter. Haar naam was Elize. De kinderen hadden het goed in het kasteel. Helaas zou dat niet altijd zo blijven. De koning trouwde namelijk met een boze koningin. Zij hield helemaal niet van de kinderen en liet dit overduidelijk merken.

Kleine Elize werd naar het platteland gestuurd, waar zij op een boerderij moest gaan wonen. Over de elf prinsen sprak de boze koningin een toverspreuk uit. ‘Vlieg de wijde wereld in, net als de grote vogels zonder stem!’ riep zij tegen hen. Vervolgens stonden er elf schitterende wilde zwanen voor haar. Ze spreidden hun grote vleugels en vlogen het kasteelraam uit. Niemand zag waar ze heen vlogen.

Ondertussen groeide kleine Elize op tot een wonderschoon meisje. Toen ze vijftien jaar was, zou ze terugkeren naar het kasteel. Zodra de koningin zag hoe mooi Elize geworden was, werd ze boos. Ze vermomde Elize zo dat haar eigen vader haar niet herkende en wegstuurde. Verdrietig rende Elize het kasteel uit en het donkere bos in. Ze miste haar broers en was vastbesloten ze terug te vinden.

Toen zij tijdens haar zoektocht aan een oud vrouwtje vroeg of zij niet toevallig elf prinsen had gezien, antwoordde zij: ‘Nee, maar er zwommen hier gisteren wel elf zwanen met gouden kronen op hun kop.’ Elizes hart maakte een sprongetje. Zouden dit haar broers kunnen zijn? Een klein stukje verder lagen elf witte zwanenveren. De prinses ging ernaast op het zand zitten. Toen de zon bijna onder zou gaan, zag Elize in de verte de vorm van elf grote vogels in de lucht. Ze streken naast haar neer en zodra de laatste zonnestralen verdwenen waren, stonden er geen zwanen maar prinsen naast haar. De broers en zus vielen elkaar huilend in de armen. Uren praatten ze met elkaar en de prinsen vertelden over hun vervloeking. Overdag waren zij zwanen, na zonsondergang werden ze direct weer mens.

De volgende ochtend namen de zwanen Elize mee naar een ver land, ver uit de buurt van de boze stiefmoeder. Met heel haar hart hoopte Elize dat er een manier was om haar broers te verlossen van de vloek. Die nacht droomde Elize over hetzelfde vrouwtje dat haar de weg had gewezen. Zij vertelde: ‘Er is een manier om jouw broers te redden, maar je hebt hier veel doorzettingsvermogen en moed voor nodig. Van dit soort brandnetels moet je elf truien maken. Gooi deze over de zwanen en zij zullen verlost zijn. Maar onthoud goed: tijdens dit werk, hoe lang het ook duurt, mag je geen woord spreken. Doe je dit wel, dan betekent dit de dood van jouw broers.’ Geschrokken, maar hoopvol werd Elize wakker.

Direct ging Elize aan het werk. Op haar handen en voeten kwamen meteen blaren, maar zonder twijfel ging zij door. Ze werkte dag en nacht en al snel had ze de eerste truien af. Op een dag werd zij ontdekt door de jagers van de koning. Deze namen het mooie meisje mee terug naar het kasteel, waar de koning direct verliefd op haar werd. Gelukkig kon zij in het kasteel wel doorwerken aan de truien voor haar broers. ‘s Nachts sloop zij het kasteel uit om meer brandnetels te verzamelen. Toen de koning dit ontdekte, was hij bang dat zijn toekomstige koningin een heks was en liet hij haar opsluiten.

In haar cel mocht Elize haar brandnetels en de al gemaakte truien houden. Onvermoeid werkte zij door. Op de dag van haar terechtstelling had zij tien van de elf truien af. Haastig werkte zij verder om ook de laatste trui nog op tijd af te krijgen. Zodra Elize uit haar cel werd gehaald, kwamen de elf zwanen haar beschermen. Elize wist dat dit haar laatste kans was en gooide de truien over haar broers heen. Direct stonden elf knappe prinsen naast haar. Alleen haar jongste broer had nog één zwanenvleugel, want deze mouw had zij niet op tijd afgemaakt. Opgelucht riep Elize: ‘Ik ben geen heks! Mijn broers waren vervloekt en ik moest ze redden!’. De koning zag dat hij een fout had gemaakt en sloot Elize in zijn armen.


Downloads