De Vliegende Hollander

Het stormde verschrikkelijk in de haven. De hoge golven sloegen tegen het enige schip dat aangemeerd lag. Alle bemanningsleden waren veilig benedendeks gaan zitten. Alleen de grote, stoere kapitein stond op het dek. Hij was boos. Heel boos. Hij had de afvaart al een paar dagen moeten uitstellen en nu zou een storm ervoor zorgen dat hij weer de haven niet kon verlaten? Dat zou hij nog wel eens zien. Hij had al onder veel ergere omstandigheden de wereld over gevaren.

De kapitein liep naar zijn bemanning toe en gromde: ‘Morgenochtend varen we uit. Weer of geen weer!’ En hoewel de bemanning op hun kapitein vertrouwden, vonden ze dit toch wel erg gevaarlijk. Maar niemand durfde wat te zeggen. Alleen de bootsman schraapte zijn keel. ‘Ehm, kapitein? Het is morgen Eerste Paasdag en dan mogen er toch geen schepen uitvaren?’ Even twijfelde de kapitein, toen sloeg hij met zijn vuist op tafel en riep: ‘Ik bepaal zelf wel wanneer we uitvaren! Geen storm of Paasdag die mij dat voorschrijft. Zorg ervoor dat morgenochtend alles klaar is!’ Vervolgens liep hij vloekend naar zijn hut.

De vliegende hollander

De volgende ochtend was de storm nog sterker, maar de kapitein was nog steeds vastberaden om uit te varen. Zijn bemanning had nog steeds wat twijfels, maar ze vertrouwden ook op hun kapitein. Dus werden de zeilen gehesen en het anker gelicht. Een andere schipper kwam vragen of ze écht zo gek waren om tijdens deze storm én op Eerste Paasdag uit te varen. De kapitein antwoordde: ‘Ik bepaal wanneer ik uitvaar en dat is nu! Al moeten we tot in de eeuwigheid doorvaren, we gaan!’ En daarmee was het laatste woord gezegd.

Zodra het laatste bevel van de kapitein was uitgevoerd, gebeurde er iets heel geks. Alle matrozen verstomden en bewogen niet meer. Ook de bootsman en zelfs de kapitein stonden doodstil op hun plek. Maar terwijl niemand iets deed, kwam het schip toch in beweging en verdween uit de haven. De mensen op de kade keken vol verbazing naar het varende schip. De laatste woorden van de kapitein werden door de toeschouwers herhaald: ‘Al moeten we tot in de eeuwigheid doorvaren, we gaan!’ Er klonk iets onheilspellends door in die woorden en iedereen bleef vol spanning naar het steeds kleiner wordende schip kijken. Plotseling werden de witte zeilen van de boot vuurrood en de romp leek wel verbrand. ‘Het schip is veranderd in een spookschip’, fluisterden de mensen tegen elkaar terwijl ze naar huis gingen.

Lange tijd werd er niks meer vernomen van het spookschip. Het legde in geen enkele haven aan en keerde ook niet terug. Men ging er daarom vanuit dat het schipbreuk had geleden, maar wrakstukken werden nooit gevonden. Het spookschip verdween uit de herinnering, totdat er iets merkwaardigs gebeurde. Een schip dat op de terugweg naar Nederland was, zag bij Kaap de Goede Hoop opeens een schip met vuurrode zeilen en een zwartgeblakerde romp. Er was geen beweging op het schip en toch voer het met een flinke snelheid. Toen de bemanning dit verhaal bij thuiskomst vertelde, geloofden veel mensen hen niet.

Toch kwamen er in de maanden die volgden vaker verhalen over dit merkwaardige schip. Schippers durfden niet meer langs Kaap de Goede Hoop te varen en bemanning was steeds lastiger te krijgen. Daarom ging de dapperste kapitein op onderzoek uit. En inderdaad zag hij bij Kaap de Goede Hoop het spookschip. Hij wilde zijn ogen niet geloven en riep nog uit dat het een fabeltje was. Toen kwam het spookschip recht op hem afgevaren. De bemanning slaagde wanhoopskreten, maar het was te laat. Het spookschip voer dwars door ze heen. Maar het enige wat de bemanning voelde was een ijskoude windvlaag.

Het spookschip de vliegende hollander

De dappere kapitein was met stomheid geslagen. ‘Het was een Hollander. Hij had een Hollandse vlag’, was het enige wat hij uit kon brengen. ‘Ja, De Vliegende Hollander!’ zei iemand anders. En onder die naam stond het spookschip vanaf dat moment bekend. Niemand weet of de Vliegende Hollander ondertussen al rust heeft gevonden. Het schip is al jaren niet meer gezien, dus het zou zomaar kunnen. Laten we het voor de bemanning hopen, want niks is zo erg als tot in de eeuwigheid over de zeeën te moeten varen zonder dat je ergens kunt aanmeren.


Downloads