De Oogst van Koning Winter

Koning Winter zat op zijn troon op de ijsberg en zwaaide met zijn scepter, een grote ijspegel, om alle Sneeuw-feeën en Vorst-feeën bijeen te roepen. “Vertel eens, Sneeuw-feeën”, zei Koning Winter, “wat hebben jullie recent gedaan om de mensen gelukkig te maken?”

“Ah ja”, zeiden ze in koor, “we hebben het gisteren geweldig naar ons zin gehad. We hebben de bomen bedekt met witte jurken, witte dekens over de grasvelden gelegd en witte hoedjes op de paaltjes aangebracht. Alles zag er zo bijzonder uit, dat de kinderen, toen ze in de ochtend wakker werden, allemaal lachten en schreeuwden van vreugde. Ze gooiden sneeuw over elkaar, maakten kastelen, poppen en nog veel meer. Ze leken wel Sneeuw-feeën. Daarna brachten ze sleeën naar buiten en die begonnen muziek te maken. Het leek ons daarom dat de mensen blij waren met ons werk.”

“Goed gedaan”, zei Koning Winter, “ga nu maar weer aan de slag.” In een twinkeling stapten de Sneeuw-feeën in een paarse wolkenboot. Ze waren zo blij dat ze weer aan de slag mochten, dat ze het sneeuwkusjes lieten regenen over Koning Winter.

“Vorstfeeën”, zei Koning Winter, terwijl hij naar zijn glinsterende kledij keek, “wat hebben jullie gedaan om de mensen blij te maken?” “Wij hebben plaatjes op de ramen gemaakt, kristallen op de bomen geplaatst en de vijvers bedekt met ijs om te kunnen schaatsen”, antwoorde Jack Vorst, de leider van de Vorst-feeën.

“Dat is erg goed”, zei Koning Winter. “Jullie en de Sneeuw-feeën maken de wereld blij, maar binnenkort moeten wij ons werk neerleggen. De zonnestralen zullen ons werk dan naar de achtergrond doen verdwijnen. Onze sneeuwballen zullen verdwijnen en het ijs op de vijvers zal smelten. Ik zou graag iets willen maken dat kan voortbestaan als wij zelf weg zijn. Koningin Zomer is weg, maar de oogst van hooi en graan ligt in de schuur. Koningin Herfst is weg, maar de appels en aardappels liggen in de kelder. Ik wil ook een oogst achterlaten.”

“Maar de zonnestralen zijn nu grotendeels verdwenen”, zei Jack Vorst. “Kan er zonder ze wel iets groeien?” “Mijn oogst groeit het beste, zonder de zonnestralen”, zei Koning Winter, “ik hang gewoon een groot gordijn van wolken op. Meneer de Noordenwind zal helpen, en als jullie Vorst-feeën hard werken, dan is de oogst binnenkort gereed.”

De Noordenwind kwam snel met koude lucht. De Vorst-feeën werkten hard en vroegen zich ondertussen af wat Koning Winter in gedachten had. Maar na twee dagen kwamen ze erachter. Het ijs op de rivieren en meren was zo dik, dat de mensen met paard en wagen verschenen. Ze oogsten ijs en vulden de ijshuizen. Nu vraag je je misschien af: wat zijn ijshuizen? Nou, vroeger hadden mensen geen koelkasten, dus vulden ze een huis met blokken ijs van de rivieren en meren en bedekten ze de blokken met zaagsel. Zo konden de mensen dankzij de oogst van Koning Winter het hele jaar eten koelen of ijs maken.


Downloads