De kleine Kruikenman

Op een plank in de voorraadkast woonde eens een grappig uitziende Kruikenman. Zijn pet was bruin, dat was de bovenkant van de kruik. Zijn jas was geel en zijn vest groen. Hij was rond en dik en zijn benen waren kort. Hij droeg een bruine broek, witte kousen en zwarte schoenen. Maar zijn gezicht was het meest opvallend! Het gezicht lachte altijd! Oh, ik vergat nog te zeggen dat zijn handen zijn zijden vasthielden alsof hij bang was dat hij uit elkaar zou barsten van het harde lachen.

Op een dag kwam er een nieuwe maaltijd voor zijn ingrediënten naar de voorraadkast en zag de Kruikenman. Hij vroeg aan een andere maaltijd waarom de Kruikenman altijd lachte. “Ik weet het niet,” antwoordde de andere maaltijd. “Maar hij doet nooit iets anders dan lachen. Ik heb er nooit aan gedacht om te vragen waarom.”

Dus de nieuwe maaltijd wachtte tot het ‘s nachts helemaal stil was in de voorraadkast, en toen vroeg het de Kruiken-man waarom hij de hele tijd lachte. “O ja! Ik moet elke keer lachen als ik eraan denk,” antwoordde de Kruiken-man. “Niemand heeft me ooit eerder gevraagd waarom ik lach en ik weet niet of ik lang genoeg kan stoppen met lachen om je te vertellen waarom.”

Maar alle andere maaltijden verzamelden zich om hem heen en smeekten hem zijn verhaal te vertellen, en eindelijk slaagde hij erin te stoppen met lachen en begon te praten.

“Het is heel lang geleden gebeurd”, zei hij, “op een maanlicht-nacht toen het huis heel stil was. Poes kwam door de deur binnen en keek om zich heen. Toen snoof ze, want er stond op de plank een lekkere schaal vis voor het avondeten van de volgende dag. Poes liep naar het raam en net voordat ze op de vensterbank sprong, zodat ze op de plank kon springen waar de vis stond, zag ik een muis langs de plank rennen. De muis sprong in een taart die was aangesneden. Hij rende onder de korst door en begon te knabbelen en zag natuurlijk Poes niet. Maar toen Poes bij de vis was, trok ze eraan en de vissenstaart raakte de taart.”

“Oh jee! Als ik eraan denk moet ik gewoon weer lachen”, en de Kruiken-man hield weer zijn zijden vast terwijl hij bijna barstte van het lachen.

“Oh, vertel ons wat er verder gebeurde?”, vroegen de maaltijden nieuwsgierig. Ze konden bijna niet wachten om het einde van het verhaal te horen.

De Kruikenman veegde zijn lachtranen af en ging toen verder: “Zoals ik al zei, de staart van de vis raakte de taart waar de muis aan het eten was. Dat maakte de muis natuurlijk bang en hij sprong eruit. De muis landde precies op de kop van Poes en dat maakte Poes zo bang dat ze van de plank tuimelde, en de vis viel bovenop haar. Poes heeft nooit geweten wat er echt gebeurde. Zij dacht dat de vis leefde en rende voor haar leven, en de muis rende maar in het rond en probeerde het gat in de muur te vinden, want hij was zijn verstand gewoon even helemaal kwijt.”

“O ja! Het was zo grappig! De volgende dag, toen de kokkin de vissenkop aan Poes gaf, rende Poes heel hard de deur uit. De kokkin dacht dat ze een aanval van een soort ziekte had. Er was namelijk nooit eerder een kat geweest die ooit vis weigerde.”

“Maar ik wist wat er aan de hand was, en elke keer als ik er weer aan denk, moet ik gewoon heel hard lachen. Ha! ha! ha!”

En dat is de reden waarom de kleine Kruikenman altijd lacht! Hij kan niet stoppen, want hij denkt altijd aan wat hij vele jaren geleden op een maanlicht-nacht in de voorraadkast heeft gezien.


Downloads