De Bremer Stadsmuzikanten

Er was eens een oude ezel die het zat was elke dag te werken voor een molenaar. Hoe hard de ezel ook werkte, de molenaar vond het nooit goed genoeg. Daarom ging de ezel ervandoor. Hij had bedacht dat hij met zijn geweldige balkgeluiden weleens veel geld zou kunnen verdienen als stadsmuzikant. Hij pakte zijn spullen bij elkaar en ging op weg naar Bremen.

Onderweg ontmoette de ezel een oude hond. De hond vertelde de ezel dat hij moest vluchten voor zijn oude baas. Deze had besloten de hond in het asiel te stoppen omdat hijzelf te oud was om verder nog voor hem te zorgen.

De Bremer stadsmuzikanten

‘Ga met me mee naar Bremen,’ zei de ezel tegen de hond. ‘Jij kunt vast de sterren van de hemel blaffen. Met mijn prachtige gebalk zullen wij daar goed geld verdienen. Met zijn tweeën is het bovendien veel leuker om op avontuur te gaan.’

De hond besloot met de ezel mee naar Bremen te gaan om daar samen met de ezel muziek te maken.

Niet lang daarna kwamen de ezel en de hond een oude kat tegen. De kat had het niet meer naar zijn zin bij zijn oude baasje. ‘Ze wil alleen maar dat ik muizen voor haar vang,’ zei de kat, ‘maar het lukt me de laatste tijd niet meer zo goed. Ik word ook een dagje ouder.’ De kat zag het muziekavontuur in Bremen wel zitten. Met zijn stembanden was niks mis, dus besloten de ezel en de hond dat de kat mee mocht om samen met hen muziek te maken.

Even later kruiste een oude haan hun pad. De haan werd te lastig voor zijn oude omgeving en hem dreigde iets vreselijks te gebeuren als hij daar zou blijven. De mensen werden gek van zijn gekakel en wilden hem laten zwijgen. Hij besloot aan dit alles te ontsnappen en dwaalde sindsdien in zijn eentje maar wat rond. Zich aansluiten bij de Bremer stadsmuzikanten klonk hem als muziek in de oren. Gelukkig vonden de ezel, de hond en de kat dat ook en zo ging de haan mee als de vierde muzikant.

De Bremer stadsmuzikanten

De vier dieren waren de hele dag op pad en het werd nacht. De weg naar Bremen leek langer dan gedacht. Daar zagen ze in de verte een lichtje schijnen. ‘Mogelijk is daar een huis,’ zei de ezel. ‘Misschien dat we daar wat kunnen eten en mogen we er slapen in ruil voor wat vrolijke muziek,’ zei de hond hoopvol. En zo vervolgden ze hun weg naar het huis. Ze keken door het raam en zagen tot hun schrik dat het rovers waren.

De stadsmuzikanten van Bremen

De ezel verzon een plan. ‘Laten we die schurken de stuipen op het lijf jagen,’ sprak hij dapper. ‘Ze zijn waarschijnlijk op de vlucht. Laten we allemaal op elkaar gaan staan en heel luid gaan zingen. Ze zullen er dan vast snel vandoor gaan. Zogezegd, zo gedaan. De dieven schrokken enorm van het oorverdovende lawaai en vlogen halsoverkop het huis uit. De ezel, de hond, de kat en de haan lieten zich het eten goed smaken en merkten daarna dat ze best moe waren geworden van de reis. Ze zochten allemaal een lekker plekje uit in het huis om er te slapen.

De stadsmuzikanten van Bremen

Verderop zaten de rovers na te denken over hetgeen wat hen was overkomen. Ze zagen in de verte dat het licht in het huisje gedoofd werd. De leider van de rovers besloot er een kijkje te nemen.

Eenmaal het huisje binnengeslopen keek hij recht in de ogen van de kat. Nu moet je weten dat de ogen van een kat in het donker kunnen oplichten. De kat sprong overeind en krabde de rover in het gezicht. Deze wist niet wat hem overkwam en zette het op een rennen. Op weg naar de deur beet de hond hem in zijn scheenbeen en gaf de ezel hem een trap na. In de tuin kukelde de haan zo hard dat de rover zich halsoverkop uit de voeten maakte. De leider vertelde de rovers dat het huis was behekst. Ze zouden er nooit meer terugkeren.

De Bremer stadsmuzikanten vonden het erg fijn om in het huisje te wonen en besloten dat ze niet meer naar Bremen hoefden te reizen. Ze hadden het hier erg naar hun zin en besloten er te blijven wonen. En ze leefden er nog vele gelukkige jaren.

De stadsmuzikanten van Bremen

Downloads