De Gelukkige Prins

Een kleine zwaluw vloog over de stad. Het was herfst en hij moest snel naar het zuiden, waar het in de winter altijd warm is. Onderweg zag de zwaluw een gouden standbeeld van een prins, met schitterende blauwe ogen van saffier. Op het zwaard van de prins zat een rode robijn.

De Gelukkige Prins

De kleine zwaluw nestelde zich aan de voeten van het beeld om even uit te rusten. Daar voelde hij opeens druppels op zijn kop. Het kwam uit de ogen van de prins. Er stroomden tranen over zijn wangen.

‘Wie ben jij?’ vroeg de zwaluw. ‘Ik ben de gelukkige prins.’ ‘Waarom huil je?’ vroeg de zwaluw. De prins antwoordde: ‘Ooit woonde ik in een kasteel, dat was omringd door een hoge muur. Ik heb nooit gevraagd wat er achter die muur gebeurde. Alles in het kasteel was zo mooi dat niets daarbuiten me kon interesseren. Iedereen noemde mij ‘de gelukkige prins’. Nu sta ik hier als standbeeld boven de stad waar ik elke dag alle ellende van de stad moet aanzien. Al heb ik nu een hart van lood, ik kan niet anders dan huilen.’

De prins vertelde dat hij een bezorgde moeder had gezien. Haar zoontje had koorts. En ook al werkte ze nog zo hard, ze had geen geld om gezond eten te kopen. Hij vroeg de zwaluw de robijn uit zijn zwaard naar de vrouw te brengen. ‘Ik kan dat niet doen,’ zei de zwaluw. ‘Ik moet naar het warme zuiden. In de kou overleef ik het niet.’ ‘Wil je niet één nachtje blijven,’ vroeg de prins. De zwaluw stemde toe. ‘Dank je wel, kleine zwaluw,’ zei de prins. Toen de zwaluw de zieke jongen zag, was hij blij dat hij de wens van de prins had vervuld.

De Gelukkige Prins

De volgende ochtend nam de zwaluw afscheid van de prins. ‘Ik moet gaan, het wordt steeds kouder. Ik kan niet langer blijven.’ ‘Oh kleine vriend,’ zuchtte de prins en vertelde over een jonge schrijver, die in een koud zolderkamertje verkleumd en hongerig moest zwoegen aan een toneelstuk. ‘Kun je niet nog even blijven?’ vroeg de prins aan de zwaluw.

‘Goed, één nachtje dan,’ zei de zwaluw. ‘Neem één van mijn ogen, en breng die naar de jongeman. Hij kan met de blauwe saffier eten kopen en hout voor zijn kachel. Doe alsjeblieft wat ik je vraag,’ drong de prins aan. De zwaluw nam een oog en vloog ermee naar het zolderkamertje. De jongeman wist niet wat hem overkwam. Zoveel geluk!

‘Nu moet ik echt afscheid nemen,’ zei de zwaluw. Weer vroeg de prins hem te blijven. Dit keer om een meisje te helpen. Ze had lucifers in de goot laten vallen, waarmee ze geld moest verdienen. Als ze met lege handen thuis zou komen, stonden haar grote problemen te wachten. Neem mijn andere oog en geef het haar.’

De Gelukkige Prins

‘Als ik je andere oog moet nemen, wordt je blind,’ snikte de zwaluw. De prins stond erop en de zwaluw nam zijn andere oog en bracht het naar het meisje. De zwaluw vloog daarna terug naar de prins. ‘Je bent nu blind,’ zei hij, ‘en daarom blijf ik voor altijd bij je.’ De volgende dagen bracht de zwaluw de prins op de hoogte over alle ellende die hij zag in de stad. Hij vertelde hoe ontzettend rijk de rijke mensen het hadden en hoe ontzettend arm de arme mensen waren. De prins zei: ‘Zwaluw, neem al het bladgoud van mijn beeld en geef het aan de armen.’

De zwaluw wilde de prins niet verlaten, ondanks dat het een koude winter werd. Hij was intussen erg veel van hem gaan houden. Toen kwam de dag dat de zwaluw aan de voeten de prins in een diepe slaap viel. De prins begreep dat de zwaluw doodging en daarmee brak zijn loden hart.

De volgende ochtend liep de burgemeester langs het standbeeld van de gelukkige prins. ‘Wat ziet dat beeld er verschrikkelijk uit. Het wordt tijd om er iets anders neer te zetten.’

God vroeg één van zijn engelen naar de stad te gaan, om daarvandaan het meest kostbare mee naar de hemel te nemen. De engel kwam terug met de zwaluw en het loden hart. ‘Dat heb je goed gekozen,’ zei God, ‘De zwaluw en de prins zullen heel gelukkig worden in mijn paradijs en gouden stad.’


Downloads