De Gele Draak

Er was eens een jongen die met zijn vader Yin op een boerderij leefde. De jongen heette Woe. Het was een stille jongen die veel nadacht over van alles. Op een dag zat Woe aan een rivier. Hij zag in de weerspiegeling van het water een man in een geel gewaad op een wit paard langsrijden. De man werd omringd door vier dienaren, waarvan één van hen een parasol vasthield om zijn meester te beschermen tegen de zon. Woe keek op toen de man op het paard ineens voor hem stond. “Zoon van Yin,’ sprak de gele ruiter, ‘mogen wij bij jou thuis een beetje uitrusten?’

Woe stond op en maakte een diepe buiging. ‘Edele heer, ik nodig u graag uit in ons huis.’ Yin, die op het land werkte, zag zijn zoon met de ruiter, gevolgd door vier dienaren in de verte aankomen. Hij begroette zijn gasten en maakte een heerlijke maaltijd voor ze klaar. Ze zaten aan tafel gezellig te praten. Woe zei niets. Hij luisterde aandachtig naar de gesprekken en observeerde intussen het vreemde bezoek.

Na de maaltijd stond de vreemdeling op en zei: ‘Boer Yin, ik wil u hartelijk bedanken voor uw gastvrijheid.’ Woe liep mee naar buiten met de mannen en merkte op dat één van hen de paraplu ondersteboven hield op toen hij door de tuinpoort liep. De ruiter nam afscheid met de woorden: ‘Overmorgen zal ik weer terugkomen!’. De jongen antwoordde: ‘U bent hier altijd welkom, edele heer.’

‘Hoezo wist deze vreemde mijn naam, terwijl ik hem nog nooit heb ontmoet?’ vroeg Yin zich af. Woe dacht hetzelfde. ‘Vader, ik zag dat de voeten van de vreemdeling en de dienaren de grond niet raakten, net als de hoeven van het paard. Daarbij had het paard geen haar, maar schubben. Ook zag ik,’ vervolgde Woe, ’dat de vreemdelingen verdwenen in de wolken boven de bergen.’ De boer zei: ‘Ik weet niet wat ik hiervan moet denken. We vragen het grootmoeder. Zij is heel wijs.’

Grootmoeder luisterde goed naar Yin en Woe, waarop ze zei: ‘Dat paard was een drakenpaard. De edele man was de Gele Draak, de geest die stormen veroorzaakt. Zijn bedienden zijn de vier winden. Dit betekent dat er een verwoestende storm op komst is!’

De gele draak

Boven de bergen verzamelden zich al zwarte regenwolken. Als een inktvlek verspreidden de wolken zich langzaam uit over het hele land. In de ochtend brak een gewelddadige storm los. Zo heftig, zoiets had nog nooit iemand meegemaakt. De rivier zwol op en bracht het hele land onder water, maar de boerderij en het land van Yin bleven droog. Woe sprak zichzelf dapper toe: ‘Ik denk dat de omgekeerde parasol iets te betekenen had, evenals de belofte dat de Gele Draak morgen terugkomt. We hoeven niet bang te zijn. Er zal ons niets gebeuren.’

Die avond nam de storm af en de volgende dag scheen zelfs het zonnetje. Woe ging buiten voor de tuinpoort zitten in afwachting van de Gele Draak. ‘Ik heb beloofd terug te komen, maar ik kom je alleen iets brengen,’ sprak de Gele Draak. Hij plukte een schub van zijn paard en gaf het Woe. De Gele Draak verdween daarna in een flits, compleet met paard en bedienden. Toen Woe het zijn grootmoeder liet zien, zei ze: ‘Berg het goed op. Het zal je geluk brengen. De keizer zal er zelfs naar vragen.”

De keizer hoorde van zijn volk dat de grote storm vele huizen had verwoest, maar eentje was er wonderlijk op geen enkele manier door getroffen. Yin en Woe werden door de keizer uitgenodigd naar zijn paleis te komen. Ze vertelden de keizer het hele verhaal en lieten een doosje zien, waarin Woe de schub bewaarde. Bij het openen van het doosje straalde de schub een groot licht uit, waarbij het hele paleis en de tuin eromheen verlicht werd. ‘Dit is heel bijzonder,’ zei de keizer, ‘ik denk dat de Gele Draak jouw toverkracht gaf. Ik vraag je voor mij te werken als tovenaar van het hof.’

En inderdaad bracht Woe grote wonderen tot stand. Hij genas zieke mensen en bracht de keizer veel geluk. De keizer was zo blij met Woe, dat hij voor hem een prachtig huis liet bouwen. En daar mochten natuurlijk ook Yin en zijn grootmoeder wonen.

Zo zie je maar. Wees altijd vriendelijk en gastvrij voor vreemdelingen.


Downloads